Cuba gebruikt twee munteenheden, afgekort de CUP en de CUC: respectievelijk de Cuban Peso en de Cuban Convertible Peso. De Cuban Peso (CUP) is de originele nationale munteenheid (en wordt dan ook wel de ‘peso nacional’ genoemd) terwijl de Convertible Peso (CUC) altijd gelijkgesteld wordt aan 1 US Dollar. Een 1:1 ruil van USD naar CUC is echter niet mogelijk, want door het hele embargo gedoe rekent de Cubaanse staat een 10% tax aan voor deze wissel. Wij zijn natuurlijk slimmer dan dat, en hebben in Berlijn alle ATM’s leeg gehaald zodat we genoeg cash aan Euro’s op zak hebben om het land door te komen. Wisselkantoren (ook wel Cadeca’s genoemd – Casa de Cambios) zijn er overal, en Euro’s worden zonder probleem gewisseld tegen min of meer schappelijke rates (zonder 10% tax gelukkig). Op ATM’s wordt naar het schijnt een ontzettend grote fee gehoffen, dus willen we ons daar liever niet afhankelijk van maken. Na lang aanschuiven aan de enige Cadeca in deze terminal wisselen we een eerste lading Euro’s naar zowel CUC’s als CUP’s en kunnen we de luchthaven eindelijk verlaten, 3 uur nadat we zijn aangekomen.
Ann-Sofie heeft geweldig opzoekingswerk verricht waardoor we weten dat er een bus rijdt tussen onze terminal en het centrum, zodat we geen ontzettend dure taxi hoeven te nemen (aan het wisselkantoor hoorden we mensen 120 CUC – zowat 110 Euro- betalen voor een taxi van 30 kilometer). Na 300 meter wandelen vinden we inderdaad een bushalte, en vragen we in ons beste Spaans aan een local of deze bus naar het centrum rijdt. Als bij wonder verstaat ze de woorden “El autobus a centro?”, en vertelt ze ons dat het 1 CUP per 2 personen is (de volle 3 Eurocent), het kleinste dat wij hebben is 20, en dat is blijkbaar gigantisch veel te veel. Ze is zelfs zo vriendelijk dat ze ons een 1 Peso briefje geeft, en we eenvoudig kunnen betalen zonder enig wisselgeld nodig te hebben. Hoe lief is dat, alvast een goeie eerste indruk! De bus brengt ons rechtstreeks naar het hart van de stad, het Capitolio. Het is ondertussen wel 21u en een boeking hebben we niet, dus beginnen we wat rond te wandelen. De straten zijn hier toch al iets groter dan gedacht, waardoor we in de verste verte geen casa particular kunnen bespeuren. Te midden een kruispunt staat een bici taxi (een tricycle eigenlijk) naar ons te kijken, en we vragen hem of hij ons niet naar een Casa Particular kan brengen.
Een Casa Particular is een soort homestay/airbnb, een kamer die verhuurd wordt in het huis van een local. De beste manier om volledig ondergedompeld te worden in de Cubaanse leefwereld. En onze bici taxi weet ons meteen naar een adresje te brengen. Die zit echter vol, maar terwijl hij nog even staat te praten aan de deur roept een man in onderlijfke vanop zijn balkon dat hij nog een kamer vrij heeft. En zo maken we kennis met Fernando, hij ziet er niet meteen uit zoals je zou verwachten bij een Cubaan, maar hij spreekt nagenoeg geen woord Engels dus dat zegt genoeg. Super enthousiast en vriendelijk toont hij ons de kamer, en zo worden we meteen terug gekatapulteerd naar de 60’s (of toch wat wij voorstellen bij de 60’s, het kan eigenlijk ook de 80’s of 90’s zijn), waar stenen borden sierlijk in een patroon aan de muur opgehangen zijn terwijl die muren roze en groen zijn geverfd. Een kanten tafelkleed en een glazen kast met het kristal en het beste servies, zetels zoals je die bij ons enkel nog in de Kringloopwinkel terugvindt en een SMEG frigo, maar dan een echte originele (en dus eigenlijk geen SMEG). Een prachtige setting om de eerste Cubaanse sfeer op te snuiven.