Onze eerste woordjes Spaans – Havana/Cuba

Nu we in de stad zijn die geprezen wordt in de poezië en kunst, kunnen we geen enkele vierkante meter onontdekt laten. Gedurende verschillende dagen kuieren we alle straatjes door die we maar kunnen, bezoeken we winkeltjes en cafés, en zien we hoe fel Cubanen opgaan in hun dagelijkse spelletje Domino (of het uberhaüpt nog een spelletje te noemen is, is nog maar de vraag). La Habana bestaat op zich uit 3 regionen, elk met hun eigen karakter en sfeer: Vieja, Centro en Vedado.

Na onze eerste nacht bij Fernando zwieren we de ruit open en hebben we al meteen een beeld van hoe Habana Centro eruit ziet. Na een korte verfrissing – nogal letterlijk, ook hier is het warm water nog niet uitgevonden – komen we aan in de living van Fernando en krijgen we ons eerste spaans te horen: “ooh, mi camiseta, mi camiseta”. Fernando loopt gewoonlijks rond in bloot bovenlijf, maar met bezoekers draagt hij duidelijk liever een marcelleke, niet dat het veel verschil maakt. Hij spreekt nog steeds even weinig Engels als gisteren, en dus is het voor ons nog steeds een uitdaging, maar alleen zo zullen we het leren. We tekenen het officiële Casa-boek en maken kennis met de businessman in Fernando. Hij vraagt meteen hoe lang we willen blijven en of we geen transport nodig hebben richting Vinales, hij belt met plezier een taxi voor ons o . Na onze niet-plangewoontes aan hem uitgelegd te hebben, krijgen we de hele uitleg van La Habana, waarbij hij vertelt van de 3 regio’s, de gewoontes en hoe het er zowat aan toe gaat. Ons tweede woordje is ‘La llave’, oftewel sleutel in het Nederlands. Hij toont ons zeer enthousiast en uitgebreid hoe we de deur wel op slot moeten doen, en hoe het ook niet moet, zodat hij ‘s nachts zijn bed niet uit moet om een ongewenste indringer buiten te jagen. Door ons gebrek aan Spaans doet hij zijn uiterste best, en speelt hij bij zijn uitleg telkens de personages na die hij omschrijft. Zo speelt hij ons die ‘s nachts thuiskomen en de deur moeten openen en sluiten en is hij zelfs even een ober in een restaurant die ons de kaart geeft, waarna hij wisselt naar onze positie en doet alsof hij de kaart leest en een keuze maakt door te wijzen naar zijn imaginaire menu. Hetzelfde voor een telefoongesprek waarbij hij wisselend beide kanten van de conversatie speelt door de hoorn telkens van kant te wisselen. Duidelijk is het in ieder geval en na een zeer complexe mengeling van Spaans, Engels en Nederlands geraken we overal aan uit en kunnen we op pad. Een heerlijk warme ontvangst in ieder geval, een heel mooi begin van een hopelijk even mooi land.

Wij beginnen onze verkenning met Centro, omdat we het gevoel hebben dat dit deel van de stad meer het Habana is waar wij fan van zullen zijn. De sfeer op de straten is gemoedelijk, en geeft ons een gevoel van rust. Het valt ons al snel op hoe het lokale ontbijt hier bestaat uit pizza, niet de klassieke pizza’s met knapperige korst en heerlijke mozarella zoals wij die kennen, maar een soort dik brooddeeg met een hoop Cubaanse kaas op. Een beetje taai en rubberig, maar al bij al wel goed vullend. Samen met een refresco hebben we gegeten voor de rest van de dag, vooral door de hoeveelheid suiker in dit laatste, een drankje dat wat weg heeft van red bull. Het doet ons realiseren dat Cuba een hele poos geleden zowat 50% van de wereldhoeveelheid aan suiker voorzag door zijn gigantische suikerrietplantages. Zoet, zwaar, maar oh zo lekker!

Er zijn nog een aantal zaken die ons meteen in het oog springen, bijvoorbeeld hoe de vrouwen hier rondlopen in spannende sportbroeken en bh’s waarbij de inhoud praktisch in je gezicht gesmeten wordt. De mannen houden het iets simpeler, een T-shirt met afgeknipte mouwen of een hemd, met een goed spannende afgesleten jeansbroek, met een stuk of tien gaten erin. Een (nep) gouden ketting hier en daar maakt de outfit compleet. Hoeden en petten zijn hier ook schering en inslag, wat de straten een charmante uitstraling geeft. Een generatieverschil is er ook duidelijk, waar de jongeren best open en bloot rondlopen, loopt de oudere generatie erbij alsof ze alles hebben meegemaakt, wat ook het geval is. Broeken die 20 jaar geleden misschien passend waren, een T-shirt of polo die gekocht is op de groei die nooit gekomen is, en hoeden of petten om zich af te schermen van de zon – en misschien ook alle miserie die ze hebben moeten doorstaan. Al bij al moeten we ons dus al zeker geen zorgen maken met hoe we hier rondlopen, iedereen draagt gewoon waar hij of zij zin in heeft (al is het vaak waarschijnlijk ook een kwestie van niets anders te kunnen veroorloven).

De charme van de straten zit hem natuurlijk ook voor een groot deel in de gebouwen, imposante bogen aan beide kanten van de straat met afgebladerde verf en overal brokstukken waar je kan zien. De ratelende oldtimers puffen voorbij, terwijl ze om de 10 meter een potentiele dooddoener moeten vermijden in de vorm van een gigantische put of een hoop gruis die er waarschijnlijk al een paar jaar ligt. Ook de occasionele telefooncel is nog in gebruik, in tegenstelling tot die bij ons.

Het zorgt voor een prachtig rustiek beeld van de stad, maar eigenlijk is het best zielig, er zijn geen mensen genoeg om werkzaamheden uit te voeren, en als dat dan wel al het geval is, is er niet genoeg geld. Niet dat er te weinig mensen zijn in Cuba, maar niemand is ook maar bereid om een klop te doen, aangezien in hun schommelstoel hangen en wat eten verkopen meer oplevert dan werkman zijn of een geschoolde dokter of advocaat (later meer hierover). Resultaat, alle huizen en straten geraken steeds meer en meer in verval. Best een triestige situatie dus, maar het is net deze situatie die voor het dromerige straatbeeld zorgt. Hetzelfde geldt voor de oldtimers die hier om de minuut voorbij rijden, voor ons zijn het parels van lang vervlogen tijden, voor hen is het pure noodzaak. Veel langer lijken ze het voor ons echter niet uit te houden, vele oldtimers klinken alsof ze bij elke bocht uit elkaar kunnen vallen, maar dat zal gewoon aan ons liggen waarschijnlijk, want zo gaat het er hier al 30 jaar aan toe.

Al dit moois kan niet verhinderen dat onze jetlag toch toeslaat, we dachten dat we die volledig vermeden hadden, maar niets is minder waar. In de vroege middag krijgen we een klop van de hamer en moeten we even gaan liggen, weg uit deze hitte. Dat ‘even’ loopt wat uit de hand wanneer we rond 21u wakker schieten en realiseren dat de dag erop zit, oeps, morgen een nieuwe kans.