Na een toastontbijt – wat een verschil met Ubud – komen we aan bij de rijstvelden onder een heldere hemel. We passeren een loket waar ons toegangsticket gecontroleerd moet worden, maar dat hebben we nog niet gekocht aangezien we hier nog maar net toegekomen zijn. De ticketman vertelt ons door te rijden, en licht over een Walkie Talkie z’n collega in die nog geen minuut later komt aangereden met een brommer om ons twee ticketjes te verkopen, van teamwork gesproken. De weggetjes tussen de rijst door kunnen we niet in met de brommer, en dus parkeren we hem maar.
We duiken de rijst in en zijn nog helemaal alleen, de dagjestoeristen zijn duidelijk nog niet gearriveerd. De goudgele rijst rond ons fleurt op wanneer we passeren, en omgekeerd gebeurt hetzelfde. Van het ene padje naar het andere banen we ons een weg door de gigantische velden, waarbij het uitzicht op de velden met de bergen in de achtergrond ons onmogelijk kan vervelen. Het leuke is dat alles nog rijst is, geen hotels of resorts te midden de velden, geen grote banen of een constante stroom aan bussen. Er is een baan, maar die loop langs de velden heen, waar ook een paar restaurants en hotels zijn. Maar als je naar de rijstvelden kijkt zie je rijst, en alleen maar rijst. En een paar kleine beschuttingen voor de koeien die in de velden leven, en gebruikt worden als vers producerende meststof. Best handig zo, meteen geleverd op locatie.
Na 2 uur rondhuppelen is het tijd voor lunch, en wat is er een betere locatie dan een restaurant met zicht op de rijstvelden? Met zo’n view smaakt de al heerlijke Indonesische keuken nog beter natuurlijk. We genieten met volle teugen van ons eten én het uitzicht.
De middag begint al wat bewolkter te worden, en we trekken met de brommer naar een baan waar we wel nog kunnen rijden. We rijden langs een paar voetgangers en beseffen dat we waarschijnlijk een deel van de wandeling aan het brommeren zijn. We parkeren de brommer even om een stukje mee te pikken, en worden al meteen beloond met een prachtig zicht. De zon breekt net terug door de wolken, en de eindeloze rijst zorgt voor een onbeschrijfelijk effect.
Ons idee om langs de kleine baantjes terug te keren naar de hoofdbaan wordt al meteen een halt toegeroepen wanneer we niet verder mogen rijden. Een agent verspert de weg en weet ons te vertellen dat die enkel toegankelijk is voor locals, en dus niet voor ons, hoe local we ons ook voelen tussen de rijst. Er zit niets anders op dan exact dezelfde weg terug te volgen, hoewel de grote baan amper een 200tal meter verderop ligt. Tegen dat we daar eenmaal aankomen is het al 16u30, hoog tijd dus om verder richting Munduk te rijden. Dat ligt nog 20 km verderop en we willen graag voor de donker arriveren, om niet nog eens onderkoeld aan te komen. Tijd om onze gashendel nog eens open te draaien.
Per meter dat we rijden wordt het donkerder en kouder, Munduk ligt nog een stuk hoger dan Jatiluweh. Het is een bergdorp in het noordwesten van Bali waar een paar mooie tempels staan. We zijn echter totaal niet voorbereid op dit best wel koude weer, en leggen al bibberend de laatste kilometers af. Een leuke onderbreking komt echter nog bij een bloemenkwekerij, waar talloze oranje bloemetjes in volle bloei staan en ze aan het oogsten zijn. Dit zijn de bloemetjes die gebruikt worden bij de dagelijkse offerings, en dus zijn ze in grote aantallen nodig. En nu is het ook duidelijk hoe ze de velden bewerken, als iedereen tegelijk rijst zou verplanten zou er teveel rijst en te weinig water zijn, dus zit er een rotatiesysteem in. Wanneer de velden geoogst worden moeten ze even recupereren, en dat doen ze door een totaal andere soort te planten, in dit geval dus bloemetjes, wat weer wat kleur in het landschap brengt.
Net bij de zonsondergang komen we aan bij het Danau Beratan meer, waar de wolken de bergen overstegen hebben en zo boven het meer zijn beland, wat een prachtig kleurenspel over het water creëert, en dus stoppen we even om dit te aanschouwen. In het gezelschap van een lokaal jong gastje dat zin had in een babbel zien we de laatste zonnestralen volledig verdwijnen.
Als ijspegels kunnen we ondertussen op zoek naar accomodatie, wat ellenlang duurt en niet veel meer oplevert dan een schamele kamer bij een verlaten hotel. Alsof we in Nepal zijn moeten we bij elkaar kruipen om warm te krijgen, wie had dit ooit van Bali kunnen denken? Het tropische paradijs, en wij liggen hier als twee ijspegels te bibberen. Om dit te doorbreken gaan we bij de buurman iets eten, in de hoop binnen te kunnen zitten. Dat is echter niet het geval, maar het heerlijke eten doet ons al snel de koude vergeten. En met een grote pot heerlijke warme chocomelk geraken we zowaar weer even opgewarmd. De uitbater geeft ons ook een gouden tip voor de tempel die we morgen willen bezoeken. Als je langs de zijkant binnengaat passeer je niet langs het loket, en betaal je dus geen inkom. Slim!