De beslissing was weer niet simpel, maar na een paar dagen Bali roept Nusa Penida op ons. Een eiland ten zuidoosten van Bali gekend om z’n prachtige kliffen en watervallen. Met pijn in het hart verlaten we onze geliefkoosde homestay en slagen we er als kers op de taart in om vriendjes te worden met Jeeery. Euforie alom.
Zoals gewoonlijk is de beslissing om naar Nusa Penida te gaan last minute gevallen, waardoor de uitbater van onze homestay in minder dan 1 uur nog een taxi en een boottrransfer moet weten te regelen. Maar Azië zou Azië niet zijn, als dit niet zou lukken en slechts 1 telefoontje later is alles fefixt, wat een luxe. Om 10u00 worden we opgehaald door een busje en 1 uur later worden we al aan de boot terminal gedropt. Een echte terminal kan je het niet noemen, op een paar zitbankjes na en een bakso kraampje, waar Ann-Sofie maar liefst 3x langagaat, valt er niets te bespeuren. Zelfs geen aanlegstijger voor de boot.
In de verte zien we een boot aangevlamd komen die vermoedelijk de onze is. In een mum van tijd verschijnt er plots een heel team op het strand dat een ijzeren constructie, die vermoedelijk dienst doet als stijger, in het water draagt. Om de paar meter staat er iemand tot aan de kniëen of zelfs het middel in het water om te voorkomen dat de golven de constructie omverspoelen, lekker professioneel.
Niet veel later kunnen we aan boord gaan en huppelen we vrolijk met onze rugzak over het strand over de stijger de boot op terwijl we alle trolley toeristen zien sukkelen met hun valiesje dat uiteraard niet vooruit wil in het zand. Onze rugzakken vliegen op het dak en we kiezen ons een plekje achteraan om zo iets minder verticaal heen en weer geschud te worden op de golven, aangezien we naar Nusa Penida gaan met de fastboat met maar liefst 5 gigantische motoren, dat belooft. In nog geen 40 minuten staan we al op het andere eiland, 40 minuten waarin Nick beetje bij beetje mottiger wordt, en Ann-Sofie vrolijk HLN kan checken. Niet eerlijk.
Eenmaal aangekomen moeten we eerst nog een verblijf boeken, waarvoor we ons op ons gemak op de bankjes in de haven leggen. Na al dit rondtrekken hebben we wel weer eens recht op een mooi verblijfje, wat we vinden in een bungalow met zwembad en zicht op Mount Agung. Het is wel wat verwijderd van alle bezienswaardigheden, maar de eerste twee dagen doen we toch lekker niets dus speelt dat geen enkele rol.
Het regelen van een brommer aan de haven loopt iets minder van een leien dakje. De eerste 1-2-3-4 die we onder onze kont geduwd krijgen valt praktisch uit elkaar bij de minste hobbel, en Nusa Penida is niet bepaald gekend om z’n goede wegen. Een tweede, automatische, brommer draait op halve kracht, maar bij een derde is het raak. Snelheidsmeter en remlichten werken niet, de remmen moeten worden bijgesteld en de benzinemeter zit vast op ‘VOL’. Maar de toeter werkt, en dat volstaat voor ons. Helmen hebben ze niet, maar die zijn niet nodig want ‘No police on Nusa Penida!’. Dat doet ons veiliger voelen, ahum.
Met 4 rugzakken leggen we de lange 7 kilometer af over hobbelige wegen zoals we ze nog niet hebben meegemaakt. De asfalt lijkt gloednieuw, maar overal duwen de boomwortels het omhoog. Niet in de mate dat er kraken in het wegdek komen, maar genoeg om je elke 5 meter een hoedje te laten schrikken. Het laatste deel gaat steil omhoog, waarbij Ann-Sofie haar buikspieren sterk aan de bak moeten om haar niet achterover te laten vallen en Nick zijn schouders niet uit de kom te trekken. Traag rijden gaat helaas niet want dan haalt de brommer het niet, maar zoals gewoonlijk komen we weer veilig aan. De ontvangst is geweldig, we krijgen een pracht van een kamer met 2 twijfelaars aangezien hun dubbele bedden op waren, een airco die al draait en een welkomsdrankje op ons terras, luxe! De badkamer is een balzaal en het zwembad roept, vandaag en morgen wordt er lekker niets meer gedaan!
In plaats van altijd rond te hoppen nemen we eens een dag congé, hangen we uit rond het zwembad, slapen we uit en gaan we lekker eten. Nu en dan een dagje congé op reis doet deugd, hoe vreemd het ook mag klinken. Al moeten we toch nog een laatste inspanning doen, wanneer we ‘s avonds terugkeren van het restaurant met de brommer, valt die halverwege de bergop uit wegens een tekort aan benzine. Dat komt ervan als het metertje op ‘VOL’ blijft staan. Gelukkig stranden we voor de deur van een paar behlupzame locals die meteen iemand bellen voor een pulletje naft. Met 2 liter verse dinosaurus in onze tank kunnen we de laatste kilometer naar boven zonder problemen afleggen en onze dag nog leuk afsluiten, hadden we moeten duwen was het zeker iets minder plezant geweest!