Als er maar genoeg eten is!
De eerste dag verloopt rustig, waarbij er vooral wat slaap ingehaald wordt. Om toch nog even buiten te komen gaan we langs bij een straatrestaurantje om de hoek, waar ze een ‘Chinese Salade’ formule hanteren. Er liggen een hele hoop groentjes en vlees klaar, en je kan naar hartelust kiezen. Dan wordt je bokaal gewogen, en je betaalt gewoon per 100 gram eten. Vervolgens wordt het allemaal samen bereid in een sausje naar keuze en krijg je het voor je neus geserveerd. Een ideale mogelijkheid dus om overal eens van te proeven! En na een heerlijke (maar zoals gewoonlijk redelijk overschatte) maaltijd keren we terug naar onze kamer, en het slapen wordt met gemak terug hervat.
De helende krachten van Pizza
De volgende dag zou verkenningsdag moeten zijn, maar de Chinese salade van gisteren is duidelijk niet echt goed bevallen. Wij zijn uitgeslapen, maar Ann-Sofie haar maag heeft nog geen zin om mee te werken. Ze komt maar niet tot rust tot de volledige chinese salade weer naar boven is gekomen, de liefde tussen de chinese keuken en haar maag is duidelijk niet wederzijds en dus zit er niets anders op dan ook vandaag aan het bed gekluisterd te zijn. Zo gaan de dagen hier natuurlijk wel snel passeren.
Om vandaag toch nog iets gedaan te hebben, besluiten we tegen de avond even rond te wandelen, waarbij we een restaurantje passeren dat pizza’s serveert en Ann-Sofie haar maag plotseling aan de beterhand is. Het is ook toevallig happy hour, iets wat we niet zomaar kunnen laten passeren. We schuiven aan tafel en bestellen twee overheerlijke grote pizza’s. Hadden we dit deze middag maar gedaan, dan had Ann-Sofie waarschijnlijk meteen genezen geweest. Onderschat nooit de helende krachten van een goed stuk pizza.
Koloniaal Luang Prabang – adembenemend mooi
Na een lekker ontbijtje op het terras van ons verblijf wandelen we de kleine straatjes door en worden we meteen getrakteerd op prachtige koloniale huizen, een super gezellige sfeer en straatjes om in te verdwalen. We passeren tal van monasteries, het ene al imposanter en mooier dan het andere, maar altijd zijn er mensen aan het werk. Monikken die het monastery proper houden, lezen of gewoon genieten van de rust.
Wanneer we even later langs het water wandelen, zien we verschillende plastieken tafeltjes opgesteld staan, die als restaurant lijken te dienen. Het blijkt hotpot te zijn, een soort BBQ die je op je tafel geserveerd krijgt, en je dus zelf kan koken. Iets wat we één van de volgende dagen zeker eens moeten uitproberen. We ruilen vervolgens het water in voor een wirwar aan kleine baantjes. Zo passeren we langs de achterkant van de huizen door, waar we kunnen binnen loeren in de kleine donkere keukens en de achtertuintjes die versierd worden met kokosnoten als bloempotten. Het voelt alsof we de eerste toeristen zijn die hier langskomen. Dat is ook de Laotianen niet ontgaan en voor we het weten geraken we aan de praat. Langs de kant van de weg zitten een paar collega’s van een restaurant Beerlao te drinken, en een korte kennismaking leidt tot het binnenkappen van een glas of 2, altijd een heerlijke verfrissing in deze warme dagen.
Na de zonsondergang, die trouwens prachtig is langs de oever van de rivier, keren we terug naar de pizzakeet van gisteren. Ditmaal is Ann-Sofie volledig genezen, en kan ze dus des te meer genieten van een heerlijk stukje Italiaanse delicatesse!
Monniken als kermisattractie
Luang Prabang is natuurlijk niet alleen gekend om z’n prachtige koloniale sfeer, maar ook om z’n de ogenschijnlijk authentieke aalmoesrondes van de lokale monikken. We willen dit natuurlijk eens aanschouwd hebben, maar hebben reeds heel wat gelezen dat het compleet verbrod wordt door onrespectvolle toeristen. We willen ons niet tot dat niveau verlagen, dus lezen we ons goed in om ons bezoek respectvol te laten verlopen.
Gewoonlijk verloopt het hele ritueel als volgt: de monikken starten hun ronde vanuit hun monastery rond zonsopgang, en lopen een lus door de straten in de directe omgeving van hun eigen monastery. Langs de weg zitten dan de gelovige locals, met elk een hoeveelheid zelf voorbereid voedsel, vaak sticky rice met groenten. Dit wordt dan gedoneerd aan de monikken, als een soort van ruil. Aangezien de locals vaak druk bezig zijn met werken, nemen de monikken de spirituele taak op zich, en dat voor het hele volk. Ze studeren, mediteren en filosoferen in naam van het hele volk, en in ruil doneert het volk voedsel en overlevingsmiddelen aan de monikken, en is de cirkel rond. Dit hele gebeuren houdt stand door een wederzijds respect tussen de (Buddhistische) bevolking en de monikken, en dus een eer voor ons om dit als niet-buddhist van dichtbij te mogen meemaken.
Om 5u00 ‘s morgens vertrekken we op pad richting één van de meer bekende monasteries om het hele gebeuren te aanschouwen. Onderweg vallen we echter achterover van de voorbereidingen voor de toeristen. Er zijn rijen krukjes geplaatst van hier tot China (zéér toepasselijk in dit geval), de eetstandjes langs de weg draaien op volle toeren en meerdere touroperators hebben hun busjes netjes geparkeerd en lopen met een meute achter hen aan om hun correcte plekje aan te wijzen of een goeie spot voor foto’s aan te duiden. Toeristen zetten zich klaar op de kleine krukjes en zorgen ervoor dat hun fotograaf goed opgesteld staat om de perfecte foto te kunnen nemen wanneer ze het eten overhandigen. Dat belooft.
Er zijn een aantal regels die gevolgd moeten worden om het respect en de eerbied naar de monikken te tonen: fatsoenlijke kledij (geen shorts, ontblote schouders etc), geen lichaamscontact maken, bij het doneren geen oogcontact maken, het hoofd van een vrouwelijke schenker moet ten allen tijde lager zijn dan dat van de monnik, en de schoenen en sokken moeten uitgedaan worden. Vrij simpele regels om te volgen dus, maar dat is duidelijk niet aan het merendeel van de toeristen besteed. Diegene die doneren staan vaak gewoon recht, met schoenen en felle, trendy kledij. Ze geven eten dat al helemaal niet zelf gemaakt is, maar gekocht van een standje dat hun restjes eten van de dag ervoor verkoopt, het eten is niet vers en monikken zouden er al meermaals ziek van geworden zijn. Tot slot zijn er dan nog de ‘fotografen’ die het zo nodig vinden om hun flits met volle kracht in de ogen van de monikken te richten, vaak vanop een afstand die zelfs bij de gewone mens de comfort bubble doorprikt. Als dat nog niet genoeg is, lopen er nog een paar idioten rond die het in hun hoofd halen om gewoon langs de monikken als paparazzi mee te lopen en anderen aan de kant te duwen om toch maar hun perfecte selfie te kunnen nemen, waarbij ze dan ook nog eens 10 keer over hun eigen voeten struikelen. Ronduit zielig. Wij aanschouwen dit alles van de overkant van de straat, tussen twee geparkeerde tuk tuks door, met onze kont op de stoeprand. Wij maken ook deel uit van het fenomeen, en voelen ons schuldig, maar er is een enorm verschil te merken in omgang. We schamen ons, in naam van alle toeristen.
Na deze wat ergelijke start van de dag gaan we eerst even ontbijten in het hotel, om daarna onze stadswandeling van gisteren verder te zetten, maar ditmaal in een ander deel van de stad. Rustiger, omdat het uit het echte centrum ligt, maar zeker niet minder mooi. We passeren het ene na het andere prachtige huis en doen inspiratie op over hoe we het later zelf zouden willen, de koloniale bouwstijl – een mengelmoes van chinees, lokaal en westers – valt ons volledig in de smaak.
Als afsluiter gaan we de zonsondergang kijken op mount Phousi, maar we zijn duidelijk niet de enige met dit idee. Met een paar honderd man op 50 vierkante meter gepropt staan is ook eens een ervaring. Na tien minuten houden we het daar voor bekeken.
De weg naar boven was bezaaid met kleine tempels en Buddha beelden. Nieuwsgierig naar wat de andere kant van de berg te bieden heeft, kiezen we voor een andere route naar beneden. Helaas geen spectaculaire bezienswaardigheden onderweg, maar het andere pad leidt ons wel naar een marktje dat opgesteld staat langs het Cultureel Museum. Het marktje is levendig, met kleurrijke handgemaakte paraplu’s en beschilderde kokosnoten als schaaltjes. Alles wordt zorgvuldig stuk per stuk uitgepakt en tot op de millimeter nauwkeurig geplaatst. De rust en de precisie waarmee de locals dit doen is ongeëvenaard, en dat iedere dag opnieuw, respect. Van de T-shirts met de “Same Same, but different” kopen we er meteen 2, ze zijn te geniaal om te laten liggen. Ongetwijfeld dé spreuk van Zuid-Oost Azië. Het leukste aan het marktje zijn met uitstek de ontelbare handgemaakte zakjes met tekeningen en bijbehorende zinnen:
Een aperitiefsnack kan er ook wel bij, ze verkopen onder andere kokospannenkoeken. Niet in de vorm zoals wij pannenkoeken kennen maar wel in kleine ronde bolletjes. Deze overheerlijke gebakjes worden ten alle tijden vers gebakken voor je neus. Met een (natuurlijk plastieken) maatbeker wordt er deeg op een hete bakplaat met halve bol-vormpjes geschept. Na een paar minuten hebben deze halve deegbolletjes een krokante buitenkant terwijl de binnenkant nog lekker smeuïg is. Dit is het moment waarop twee halve bolletjes op elkaar gezet worden om zo 1 lekker pannenkoekbolletje te vormen. Krokant aan de buitenkant en oh zo zacht aan de binnenkant, de perfecte snack dus. Als kers op de taart riskeert Nick zich ook nog aan een stuk chocoladecake en een volledige cirkel hartjeswafels, die bijna zo goed smaken als die van zijn mama.
Na een kleine opfrissing in het hotel kiezen we een tafeltje uit langs het water om de hotpot uit te testen. De tafel heeft een gat in het midden waarin een pot met hete kolen geplaatst wordt, met daarop een bolle metalen plaat die als bakplaat zal dienen voor de vleesjes en scampi’s. Het buffet waaruit we kunnen kiezen is enorm. 1 lange tafel met wel 10 verschillende soorten vleesjes en vis, schotels met groenten, gewokte noedels, verse kruiden en een rijkelijk assortiment aan fruit. We vullen onze borden en zetten ons neer rond de hotpot. De bakplaat is ondertussen al gloeiend heet, we kunnen er dus meteen aan beginnen. Bij gebrek aan een potje boter op tafel zwieren we onze vleesjes zonder vetstof op de bakplaat, wat al snel een misse blijkt te zijn want die eerste lading vleesjes doet de hele constructie al snel aanbranden, en na het – met schaamrood op de wangen – vragen van een nieuwe, vinden we de oplossing. Eureka! Op het bord met de stokjes liggen ook stukken vet, waarvan we ons eerst al afvroegen wie dit nu op eet. En dan valt onze frank, dit moet het bakvet zijn. We leggen er eentje bovenaan de bakplaat en het probleem is opgelost, niets bakt nog aan. Nu we dit weten gaat het snel, het ene vleesje na het andere vind z’n plekje op de hete plaat. Een heerlijke maaltijd weer, nog een reden om van Laos te houden!
Ik zag twee beren …
Op dag 5 gaan we eens buiten de stadsgrenzen, op zoek naar een stukje natuur, meerbepaald de Kuang Si watervallen. Met een gehuurde brommer sjezen we de straten door, passeren we prachtige groentenbedjes, en locals die lachen wanneer je eens vriendelijk zwaait, het wordt meteen weer duidelijk hoe open plattelandsmensen zijn, heerlijk! Na een ritje van een goed half uur komen we aan bij de watervallen, waar het toerisme duidelijk al op volle toeren draait. Er zijn eetkraampjes bij de vleet, gebakken visjes en kippenbouten worden aan de lopende band verkocht en aan souvenirs is er geen gebrek. De geur van al dat lekkere eten leidt ons rechtstreeks van de brommer naar de eettent in plaats van naar de ingang van de watervallen. We zetten ons neer voor een belegd broodje en een kippenvleugel vanop de BBQ. Heerlijk.
Eenmaal binnen het domein van de watervallen besluiten we het rechtste van de twee paden te kiezen, want al de rest van het volk kiest voor het linkse. Met reden natuurlijk, want het rechtste is voor echte avonturiers, perfect! Wanneer we net willen beginnen zien we nog een klein padje dat afwijkt en niet op de kaart aangeduid stond, en dus besluiten we dat even te volgen. Het brengt ons naar een compleet verlaten deel, waar we helemaal alleen kunnen genieten van de rust en de pracht van de waterval, en een wel heel opmerkelijk spinnetje.
Na het opnemen van deze hemelse rust keren we terug naar het pad, en beginnen we de beklimming. Het is een waterval, en om aan de bron te geraken moeten we dus omhoog. Het pad loopt heel geleidelijk, met hier en daar zelfs trappen, en is dus totaal niet zo avontuurlijk als het aan de inkom omschreven stond. Dat maakt het voor ons nog leuker, het is niet te lastig en er is geen volk, de perfecte activiteit dus! We wandelen langs verschillende étages naar een trap die half overstroomt, en in het regenseizoen al helemaal niet beklimbaar is, hebben wij geluk dat het droog seizoen is. We maken onze voeten even nat en wandelen het laatste stuk richting de top. Daar aangekomen is echter duidelijk dat de bron zelf niet te zien is, en je daarvoor een boot moet nemen van ongeveer 30 minuten door en 15 minuten terug. We zien de enige boot, of laat ons zeggen ‘het enige bamboo vlot’ net de hoek om varen, wat betekent dat we zowat 45 minuten moeten wachten vooraleer we mee zouden kunnen. We hebben veel meer geduld gekregen tijdens onze trip door Azië, maar zo gezegend zijn we ook weer niet. We besluiten terug te keren en de waterval van beneden te bekijken, iets wat we nog niet echt hebben gedaan wegens het volgen van het andere pad. En wat een pracht, blauw water en kalkafzettingen die het alleen nog maar indrukwekkender maken, fenomenaal!
We eindigen aan een ‘Rescue the Bears’ park, waar een aantal beren in gevangenschap zitten, blijkbaar zouden ze gered zijn van de handel op de zwarte markt. Vooral vanuit China – weeral – schijnt er een enorme vraag te zijn naar Zwarte Beren, wegens het sap dat zich in hun gal vormt. Volgens de traditionele geneeskunde die er nog steeds beoefend wordt, zou het een helende werking hebben voor tal van aandoeningen. Daardoor worden de beren gevangen gehouden in veel te kleine kooien, waarbij er vaak een catheter aangebracht wordt zodat ze de vloeistof meteen kunnen aftappen in plaats van ze telkens te moeten opereren. Zowel de operaties als de plaatsing van de catheter gebeuren echter compleet onsteriel, en dus sterven de beren vaak na enorm korte tijd, waardoor er voortdurend op gejaagd wordt. Deze Zwarte Beren zouden gered zijn uit de handen van zo’n handelaars, en worden hier rustig oud. Ze hebben hangmatten gekregen om in te chillen en palen om langs te kruipen en zich te krabben. Heel leuk om te zien allemaal, en ze lijken echt goed verzorgd te worden, maar we hebben het gevoel dat ze hier ook wel deels gehouden worden voor het toerisme. Als het allemaal echt waar is, zitten ze hier echter honderden malen beter natuurlijk, en koddig zijn ze zeker, met hun dikke vacht en flapperende oren. Fluffy en onhandig, schattiger kan dus bijna niet.
Na het aanschouwen van deze natuurpracht keren we ons opnieuw richting brommer, om nog voor de zonsondergang te kunnen genieten van de omgeving van Luang Prabang. Onderweg worden we met enthousiasme onthaald wanneer we een kijkje gaan nemen bij de locals die hun groentenbedjes water geven nu de sterkste zonnestralen verdwenen zijn. Eens terug aangekomen in de stad hebben we geen flauw idee waar we kunnen eten, en dus proberen we maar een restaurant dat praktisch naast het hotel ligt. Een simpele curry lijkt ons voldoende, de vermoeide dag zorgt voor een gebrek aan inspiratie. Wanneer de curry echter geserveerd wordt, wordt het al meteen duidelijk, dit is dé beste curry OOIT. Heerlijk dik, vol kip en groentjes, met net voldoende kokosmelk en een portie om u tegen te zeggen. De ober krijgt van ons een stortvloed aan positieve commentaren, en loopt met een big smile terug met onze uitgelekte kommen.
De gegrilde vis is gelukkig wel beschikbaar
De voorlaatste dag keren we opnieuw terug naar de omgeving van de monasteries, om het aalmoezenieren nogmaals te aanschouwen. Ditmaal weten we echter beter waar we moeten plaatsnemen om ongezien te kunnen toekijken, en geen toeristen aan het werk te zien. We hebben alles duchtig uitgepluisd en de plaatsen aangeduid waar de toeristen zitten, om zo op een strategische plek uit te komen. We vertrekken iets later omdat we de vorige keer meer dan een half uur te vroeg waren, maar wanneer we buiten het hotel komen passeert er al een resem monikken voorbij, oeps. Blijkbaar volgen ze geen echt vast schema, of is er een structuur in de uren die ons nog niet duidelijk is.
Op ons plekje zitten we als enige toeristen. Een stuk of 3 oudere dametjes die gezellig zitten te keuvelen, en een klein kindje dat op een stoeltje zit en geduldig wacht tot de monikken langskomen. Er staat een mand naast hem op de stoep, en wanneer de eerste monnikken passeren wordt meteen duidelijk waarom, nu en dan gooit een monnik een snoepje of koek in de mand, waarbij het jongetje super schattig van zijn buit begint te knabbelen.
We zitten goed verscholen, en niemand lijkt ons op te merken, zelfs wanneer de monikken vanop de weg het voetpad op willen wandelen kijkt de eerste even op wanneer hij ons toch nog opmerkt, op het moment dat hij zowat 2 meter van ons verwijderd is, en lacht hij even goedkeurend.
Na deze aalmoezenronde wandelen we langs een lokale ochtendmarkt waarop, naast groenten en fruit, ook vleermuizen verkocht worden, naar het schijnt een Laotiaanse specialiteit. Onze drang om dit te proberen is compleet onbestaande, er bestaan wel degelijk grenzen aan het proberen van lokaal eten. De overheerlijke coconut pancakes, wafeltjes, bamboo sticky rice en een noedelsoepje gaan daarentegen wel vlot naar binnen. Met volle maag keren we tegen 9u00 terug naar ons hotel.
De brommer moet vandaag pas tegen 10u00 binnen, dus hebben we nog heel wat tijd over om op verkenning te gaan in het stadsdeel dat een stuk verder van ons verblijf verwijderd ligt, en waar we dus nog niet zijn geweest. Na er even door te rijden blijkt al snel dat er een reden is waarom niemand hier langskomt, het stadsdeel ziet er wat verlaten uit en de huizen stralen minder charme uit dan in het andere deel. Reden genoeg voor ons om dit deel van Luang Prabang over te slaan en terug te keren naar het hotel. We dienen de brommer in en doen even een dutje, waarna het alweer middag is.
Lunchen doen we deze keer nog eens in een op en top lokale keet, waar pompoensoep op het menu staat. Pompoensoep klinkt misschien heel Westers, maar toch kan je het overal verkrijgen bij elke lokale keet in Laos en zelfs Cambodja. Of toch … bijna elke lokale keet. Bij het bestellen blijkt de pompoensoep er helaas niet te zijn vandaag, fresh spring rolls dan maar, die staan minstens even hoog aangeschreven op Ann-Sofie haar lijstje met favoriete gerechten. Je raadt het nooit, de fresh springrolls blijken heel toevallig ook out of stock te zijn vandaag. De teleurstelling is van Ann-Sofie haar gezicht af te lezen. Bij onze derde poging bestellen we een verse vis van op de BBQ, dat smaakt ook altijd. We zien een twijfelachtige aarzelende blik op het gezicht van de ober wanneer we dit bestellen, maar uiteindelijk stemt hij toch in en noteert hij onze bestelling. Hier lijkt meer aan de hand te zijn. Een minuut later zien we hem snel wegrijden op z’n brommer, en korte tijd later terugkomen met een plastiek zakje met een gegrilde vis gewikkeld in een bananenblad. Ook de vis was dus niet beschikbaar, maar die heeft hij snel even op de markt gaan halen zodat hij toch iets aan te bieden zou hebben. Bij het opdienen doen we alsof we dit niet opgemerkt hebben en bedanken we hem nadien voor de lekkere vis. Zijn gestresseerde blik wordt zo al snel weer omgetoverd in een opgeluchte glimlach! Wat zijn de locals hier toch lief. De uitverkochte menukaarten zijn in Azië helaas meer de regel dan een uitzondering, maar de locals doen wel altijd hun uiterste best om je zo goed mogelijk te kunnen bedienen! Meer moet dat niet zijn.
Een middagwandeling helpt bij de vertering van het lekkere visje, en via kleine straatjes komen we uit aan de achterkant van Mount Phousi. We volgen de pijl richting de berg, en passeren er langs buitenkeukens met zwartgeblakerde potten, en een bakkerijtje waar ze een soort rijstwafels aan het fabriceren zijn, en ze die gewoon te drogen leggen in de zon. Het padje brengt ons uiteindelijk terug bij het Cultureel museum in de buurt van de avondmarkt, maar vandaag lijken de poorten gesloten te zijn, spijtig. We besluiten het gebouw dan maar langs de buitenkant te bewonderen. Nog voor we ons goed en wel een leuk plekje om te zitten kunnen uitkiezen gaan de poorten van het museum – klokslag 13u00 – plots open, het personeel had dus waarschijnlijk gewoon middagpauze. Niet veel mensen hebben opgemerkt dat de poorten zijn opengegaan en dus kunnen we als allereerste naar binnen wandelen. Als eerste en enige zo’n domein betreden voelt wel indrukwekkend, we worden zo getrakteerd op een prachtig zicht op de gebouwen vanop de eerste rij. Een tentoonstelling van kunstwerken laten we met plezier voor wat het is, maar wanneer we een hangar spotten met een aantal klassieke wagens twijfelt Nick geen seconde om een blik te werpen. Het blijkt te gaan om de oude voertuigen van de koning, sinds de jaren ’40. Best wel indrukwekkend. De rest van het domein lijkt nogal verlaten, en geeft ons het gevoel dat we hier eigenlijk niet moeten zijn, dus keren we terug. Deze rondwandeling heeft ons wel een prachtig inzicht gegeven in dit domein, en ondertussen stromen de hordes toeristen binnen, perfect op tijd dus!
Met een bezoek aan het Wat Xieng Thong monastery hebben we ook een van de bekendere monasteries gezien, en het mag gezegd worden, de gebouwen op het domein zijn best indrukwekkend. Alle gevels zijn bekleed met mosaïk, en ook de binnenkant is volledig gedecoreerd. Een mooi domein waar heel wat te ontdekken valt, maar voor ons begint elke tempel of elk monastery zowat op elkaar te lijken, en dus besluiten we het na een half uurtje voor bekeken te houden.
Onze voeten beginnen vermoeid te geraken en een massage zou ideaal zijn, en laat het nu net lukken dat er heel wat massagesalons in de buurt zijn, toevallig hé. We kiezen een prachtig uitziend salon uit – L’Hibiscus – waarvan we gisteren van andere reizigers vernomen hadden dat het perfect in orde is, en gaan binnen. We kiezen een uur full body massage, waarvoor we een komieke outfit toegewezen krijgen. Een broek die 100 maten te groot is met een XXXXL t-shirt, vermoedelijk omdat het makkelijker is om met losse kleding te masseren. De massage voelt heerlijk, een uur lang – wat spijtig genoeg slechts voelt als 10 minuten – worden we van kop tot teen uitgerokken en platgeduwt. Met een kopje thee kunnen we nog even relaxen, waarna we Luang Prabang afsluiten met een (opnieuw) heerlijke curry. Morgen moeten we het land uit want ons visum vervalt, hoog tijd dus om ons uit de voeten te maken.
’T geld is op …
De laatste dag In Luang Prabang starten we met een laatste bezoek aan de monikken, op hetzelfde plekje als gisteren. We genieten van de rust en de authenticiteit, en proberen zo onopgemerkt mogelijk alles te aanschouwen. Het kindje van de vorige dagen zit er terug, en ook de 3 oudere dametjes staan weer op het appel. Elke dag opnieuw, we begrijpen ondertussen waarom iedereen hier net na zonsondergang gaat slapen.
Om van Laos naar Bangkok te geraken zijn er wegen over land, maar dat zou ons 2 volle dagen transport kosten. De 2 dagen verlies zijn niet erg, maar de mottigheid als gevolg zou er teveel aan zijn, dus hebben we de makkelijkere optie gekozen. Het vliegveld is een eindje verwijderd van het centrum, maar door het zeer nauwkeurig opgebruiken van onze laatste Laotiaanse Kips komen we tot de conclusie dat een taxi tot de vertrekhal uitgesloten is, dit zat namelijk niet in de kostenraming. De 3 km wandelen met onze rugzakken in broeierige atmosfeer zijn best lang, maar worden opgefleurd door een laatste pintje, toch nog een mooie afsluiter van dit mooie land. Leve Laos, leve de rijst en vooral, leve Beerlao!
De sfeer in Luang Prabang is niet in woorden uit te drukken, het is genieten van elk straatje, elk restaurantje en elke local die je vriendelijk toelacht. Je wordt er opgenomen in een culturele pracht, met tradities die de tand des tijds weerstaan.