De bus pikt ons ‘s morgens vroeg op aan het hotel, en gewapend met 2 belegde broodjes kunnen we er tegen. Het belooft een hele dag bus te worden, met aankomst tegen 17u. Langs de weg zien we tot onze verbazing hier en daar een stukje vers geplante rijst staan, iets wat we tot onze grote spijt nagenoeg nog niet gezien hebben in Azië, het nadeel van in het droge seizoen te reizen. Veel meer dan dat gebeurt er echter niet, en een uurtje vroeger dan verwacht komen we aan in Takhek. We worden aan de grote bushalte gedropt, die zoals gewoonlijk 10km van het centrum verwijderd ligt. In India zouden we ondertussen al overstelpt zijn door tientallen tuk tuk chauffeurs die ons een lift willen aanbieden tegen een – tussen ons gezegd en gezwegen – woekerprijs, maar hier zitten de tuk tuk chauffeurs gewoon te wachten tot je naar hen toe gaat. Als je dan eentje aanspreekt om te zeggen naar waar je moet, wijst die door naar een andere chauffeur. Het is dus niet simpel om eentje te vinden die zin heeft om ons te brengen, zelfs niet als we het geld tonen dat ze kunnen verdienen. De ene die wel zin heeft, vraagt natuurlijk veel te veel en afdingen is praktisch onmogelijk want andere opties zijn er niet. Uiteindelijk weten we er eentje te bemachtigen die ons tegen een betere prijs wil brengen, omdat we nog 2 andere reizigers aangesproken hebben en dus met 4 sterker staan. We worden gedropt aan het hoofdplein en kunnen na wat geld af te halen op zoek naar een overnachting. We lopen een aantal plaatsen af, en vinden uiteindelijk een guesthouse recht tegenover een brommerverhuur, een ideale combinatie dus om de Takhek loop morgen te starten.
We droppen onze bagage en checken even de brommers, ze zijn zo chinees als maar kan zijn, maar zien er nieuw en onderhouden uit dus lijkt het ons wel ok. Onze honger leidt ons vervolgens naar de beste pizzeria van Takhek, en na een spelletje kaarten kunnen we er al in vliegen. Heerlijk, maar niets kan tippen aan La Pizza in Battambang. Na het eten overlopen we nog even wat er ons te wachten staat op de loop, en ons gebrek aan voorbereiding en een mottig gevoel van de busrit laat ons besluiten om pas overmorgen te vertrekken, zodat we morgen alles even op een rijtje kunnen zetten en er niet halsoverkop aan beginnen.
We slapen eens goed uit, eten een ontbijtje langs het water en bekijken de planning voor de komende dagen. We hebben een kaart te pakken gekregen met de highlights op, en lezen wat blogs om zo veel mogelijk info te verkrijgen. Zo komen we te weten dat er in het centrum van Takhek blijkbaar traffic police opgesteld staan die toeristen willekeurige boetes uitschrijven om wat zakgeld te verdienen. Er is één bepaalde route die je kan volgen om ze te ontwijken, die houden we in het achterhoofd. Na een idee te krijgen van wat er precies te beleven valt, lopen we even rond in het dorp zelf, en merken dat er echt geen hol te beleven valt. Na het rondslenteren en het eten van streetfood zit de dag erop, ter voorbereiding voor morgen gaan we vroeg slapen zodat we ten volle kunnen genieten van de loop.
Tegen 8u staan we klaar om onze brommer in ontvangst te nemen, we ‘vergeten’ ons paspoort als deposit achter te laten en zijn vertrokken. Nog geen 5 minuten later wordt het ons duidelijk dat we iets over het hoofd gezien zijn: de traffic police. We zijn knal vergeten dat we een omweg moesten rijden, en dus hebben we prijs. We worden aan de kant gezet – wetend dat we niets verkeerd hebben gedaan – en krijgen een boete omdat we rechts op ons baanvak reden. De agent vertelt ons dat we met een brommer links op het baanvak moeten rijden, omdat de auto’s ons anders niet goed kunnen zien. Als bewijs gebruikt hij een schetsboekje waarin een baan getekend staat met twee stipjes, iets wat duidelijk in 2 minuten in elkaar gefladderd is en al zeker geen officieel document voorstelt. Wanneer we hem vragen om aan te tonen dat dat een inbreuk is op de verkeersregels vraagt hij onze rijbewijzen. Nogal machteloos tonen we ze, en hij stopt ze doodleuk in de schuif van z’n bureau met de mededeling dat we ze terug krijgen als we betaald hebben, van corruptie gesproken. We zetten ons neer en proberen nog wat te overleggen, maar niets lijkt te helpen. Een tweede agent loopt ondertussen een toertje rond de brommer, en gelukkig hebben we ondertussen de reflex gekregen om de sleutel er af te halen, anders waren we die ongetwijfeld ook kwijt. Dan begint Ann-Sofie te wenen en maakt ze hem snikkend duidelijk dat dit echt niet door de beugel kan en hij zo het prachtige imago van de Laotiaanse mensen om zeep helpt. Na dit sterk staaltje acteren lijkt hij te kraken, en reduceert hij de ‘boete’ van 50.000kip tot 20.000kip. Hier stemmen we uiteindelijk mee in, en we krijgen onze rijbewijzen terug. We maken ons snel uit de voeten, voor we uitbarsten van het lachen en zij zich kunnen bedenken.
De eerste kilometers gaan er vlotjes door en dan beginnen de karstrotsformaties op de duiken. Velen vergelijken dit met het uitzicht van de Ha Giang loop in Vietnam, maar wij vinden beiden dat dit zelfs niet in de buurt komt. De vele vrachtwagens die continu passeren en enorm veel stof doen opwaaien helpen hier in ieder geval niet bij. De Takhek loop is “all about the caves”, en dus bezoeken we de eerste grot die we tegenkomen: de Xang cave – oftewel Olifantengrot voor de niet Laotiaans sprekende mens. Een snelle google search toont ons een rotsformatie in de vorm van een olifant, best wel leuk om eens te zien dus. We gaan binnen en lopen elk drie keer de volledige grot af, maar geen olifant te bespeuren. Wanneer we het buiten nog eens grondig opzoeken, blijken er twee Xang caves te zijn in Laos, eentje in Takhek en eentje in Vang Vieng, waarbij deze dus de niet spectaculaire versie is.

De enige olifant die hier in de verste verte te bespeuren valt.
De tocht zetten we verder richting de Buddha cave, het padje er naartoe is leuk om te rijden, vrachtwagenloos en in een mooie omgeving, maar de cave zelf lijkt ons niet de moeite dus besluiten we deze te skippen. Dan is het de beurt aan Tha Falang, maar voor we daar aankomen zien we eindelijk in levende lijve groene rijstvelden. Ann-Sofie is in de zevende hemel, want deze keer kunnen we er wel stoppen, in tegenstelling tot de velden tijdens de busrit.

Eindelijk rijst!
We wandelen rustig rond en nemen onze tijd, de eerste rijst in Azië is best wel de moeite. In zowel Noord Vietnam als Cambodja was er gene te zien, dus is dit wel even plezant. Er is een lang irrigatiekanaal dat de omgeving voedt en de boeren in staat stelt ook in het droge seizoen rijst te planten. We rijden het hele kanaal af en genieten van elk veldje, waarbij we verschillende Laotianen aan het werk zien. Eén dame is bezig met het verwijderen van slakken uit de plantages terwijl een andere mestkorrels aan het strooien is, wat we ontdekken door een uitleg met handen en voeten. Zalig sympathieke mensen hier, en ze tonen met plezier wat ze precies aan het doen zijn.
Na genoten te hebben van elke vierkante centimeter groene rijst en uiteindelijk toch nog Tha Falang begint het stilaan te schemeren, dus doen we er goed aan om een slaapplaats te zoeken. We zien eentje een paar kilometer verder, nog perfect binnen bereik en ideaal om morgen weer van te vertrekken. Na een stop in een winkeltje om een voorraad in te slaan voor vanavond komen we er aan en krijgen we een kamer toegewezen.
De volgende dag rijden we verder richting Thalang, waar een enorm waterreservoir gelegen is dat de omgeving van water helpt voorzien. Langs de weg is echter niet veel te zien, de omgeving is dor en saai, en de afstanden enorm. Wanneer we het Orchid Path passeren, een pad dat normaal gezien vol gegroeid zou moeten staan met orchideën en we even een kijkje gaan nemen, zien we dat er geen enkele orchidee te bespeuren valt. Dit is iets wat we al vaker zijn tegengekomen in Azië, veel zaken worden onnodig verbloemd (pun intended) om toeristen te lokken, terwijl het soms niet veel voorstelt, en dit is er duidelijk eentje van. Na het middageten besluiten we nog verder te rijden richting Thalang en dan te zien, maar de goesting om gewoon terug te keren begint te spelen. De volledige loop is nog meer dan 350km, en aangezien de weg tussen de verschillende ‘highlights’ niets voorstelt lijkt het ons ook niet echt een plezante manier om de komende dagen door te brengen. Een kleine tussenstop en een pintje met twee locals fleurt de kilometers gelukkig wel wat op.
Maar inderdaad, eens aangekomen in Thalang – wat een prachtig authentiek dorp zou moeten zijn – zit de goesting erop. We rusten even uit op een klein strandplekje en worden verwelkomd door een bende Spidermans. Hoe vriendelijk en leuk deze bende ook mag zijn, nemen we uiteindelijk de beslissing om het voor bekeken te houden. Onze dagen in Laos zijn beperkt, dus spenderen we ze liever ten volle aan dingen waar we echt van genieten.
De weg terug naar Takhek is 109km, en we moeten voor 18u terug zijn want dan sluit de brommerverhuur. Het is nu 14u, dus dat moet nog net lukken. We sjezen terug langs dezelfde weg, want er is er maar één, tot Ann-Sofie plots merkt dat het klepje van haar fototoestel, dat rond haar nek hangt, verdwenen is. We hebben beiden een paar seconden geleden iets horen vallen, maar deze Chinese rommelbrommer heeft al zoveel rare geluiden gemaakt dat we er niet meer van opkeken. We keren even terug om het te zoeken, maar geven het na 10 minuten op want dit is zoeken naar een speld in een hooiberg. Spijtig, het is een pijnlijk afscheid, maar we vinden heus wel een nieuw eens we terug in de bewoonde wereld zijn. En dat is tegen 17u, de kilometers zijn voorbij gevlogen! Deze verandering van het plan zorgt ervoor dat we vanavond nog de bus richting Vientiane kunnen nemen, de hoofdstad van Laos waar we een tweetal dagen willen doorbrengen.
De nachtbus vertrekt ofwel om 22u30, ofwel om 1u30 ‘s nachts, maar een exact tijdstip kunnen ze ons niet geven. Wel dat we opgepikt zullen worden tegen 21u30 en we nog mogen douchen terwijl we wachten, wat mooi meegenomen is natuurlijk. We gaan nog iets eten en keren een uurtje later terug, waarna we rustig onze tijd nemen om te douchen en een kaartje te leggen. Dan worden we opgepikt in een luxueuze bak, wat veelbelovend is voor de busrit. We worden afgezet aan het huis van de chauffeur, en hij wijst ons naar een matje in z’n eigen living. We mogen er slapen tot hij ons komt halen voor de bus, die blijkbaar om 1u30 vertrekt. Hij zal ons wakker maken dus een wekker moeten we niet zetten, leuk! 20 minuten later krijgen we collega’s, twee meisjes die ook in de living mogen slapen vergezellen ons. De vermoeidheid slaat toe, en we vallen beiden in slaap tot we rond 1u20 wakker schieten van de twee meisjes die we naar buiten zien wandelen, ze vragen ons of we ook richting Pakse moeten, en bij het horen van ‘Nee, richting Vietiane’ vertrekken ze uit de living. We beseffen even niet wat er gebeurt, en horen de auto buiten vertrekken. Onze bus zou binnen 10 minuten moeten zijn, en we zitten nog steeds in de living te wachten, terwijl hij net mensen is komen oppikken. Het doet ons vermoeden dat hij ons vergeten is, en we dus onze bus zullen missen.
Een uurtje later staat de man er plots terug, hij zegt dat we mogen instappen en hij ons naar de bus zal brengen. Even verward door dit tijdverschil laden we alles in en brengt hij ons weg. We worden afgezet langs de kant van de weg waar een sleeper bus klaar staat, volgeladen met locals. We krijgen een bed toegewezen helemaal achteraan de bus, naast tweeënhalf Laotianen (twee ouders en een kindje), op een plek voor 4 man, dus de ruimte is beperkt. De hele bus lijkt wel een schaalmodel te zijn, want we geraken zelfs niet door het gangpad zonder er zijdelings en gehurkt door te kruipen. Gelukkig zijn we niet claustrofobisch en wel moe genoeg om te slapen, want dit is niet echt de slaapbus waar we op gehoopt hadden. Als we morgen wakker worden, zijn we in Vientiane, laat dat een troost zijn.